-
Kennisbank A2
-
Kennisbank B2
-
Kennisbank C2
-
Kennisbank D2
-
Kennisbank E1
-
Kennisbank F2
-
Kennisbank G1
-
Kennisbank H1
-
Kennisbank I1
-
Kennisbank J1
-
Kennisbank K1
-
Kennisbank L1
-
Kennisbank M1
-
Kennisbank N1
-
Kennisbank O1
-
Kennisbank P1
-
Kennisbank Q1
-
Kennisbank R2
-
Kennisbank S1
-
Kennisbank T1
-
Kennisbank U1
-
Kennisbank V1
-
Kennisbank W1
-
Kennisbank X1
-
Kennisbank Y1
-
Kennisbank Z1
-
Kennisbank 01
-
Kennisbank 11
-
Kennisbank 20
-
Kennisbank 30
-
Kennisbank 40
-
Kennisbank 52
-
Kennisbank 60
-
Kennisbank 70
-
Kennisbank 81
-
Kennisbank 90
-
Kennisbank 101
Gauss curve
In de Gauss-curve (een grafische voorstelling van de verdeling van het IQ over een doorsnee bevolking), en zoals gebruikelijk in de statistiek, worden de 2,5% hoogste en laagste scores op een IQ test (de uiterste punten dus), beschouwd als “sterk afwijkend” (ze hebben een IQ waarde die buiten de waarden valt waarbinnen 95% van de bevolking zich bevindt).
We hebben het ivm hoogbegaafden over de bovenste 2,5%. Aan de andere kant van de curve bevinden zich de laagste 2 à 3%, mensen met een mentale handicap. Vanaf een IQ van minder dan 80 (en afhankelijk van het probleem van het kind, inclusief onderwijs komt toch stilaan ook op!) verwijst men naar speciale scholen, en voor alle andere kinderen die leerproblemen hebben, is ook begeleiding voorzien. Omdat dit nu eenmaal nodig is….. Niet omdat ze met minder zijn dan de kinderen die binnen de grote groep “gemiddelde” kinderen vallen, maar wel omdat ze specifieke behoeftes hebben, vaak op gebied van snelheid waarmee leerstof kan worden verwerkt, even vaak omwille van de nood aan specifieke methodes van aanbreng van de leerstof en hulp bij de verwerking ervan.
Tegelijkertijd worden ouders van hoogbegaafden die pleiten ten voordele van een specifieke aanpak voor de 2,5% kinderen uiterst rechts in de Gauss curve (zie hieronder), nog al te vaak een beetje vreemd bekeken. En toch hebben hoogbegaafde leerlingen evenzeer een eigen begeleiding nodig! Ze hebben ook vaak geheel eigen behoeftes wat leren betreft. Ze zijn niet enkel wat betreft het kwantitatief stuk (hoeveelheid leerstof en snelheid van verwerking) “uitzonderlijk” (in de zin van: uitzondering op de doorsnee leerling, we willen hier zeker geen waarde-oordeel aan vast hangen, integendeel! Alle kinderen hebben hun eigen waarde en eigenheid!), maar hebben daarbovenop vaak eigen leerstijlen die niet “doorsnee” zijn, en waar dus niet echt op wordt ingespeeld met de standaard leermethodes.
Als deze leerlingen binnen het onderwijs echter niet benaderd worden met respect voor hun eigenheid en manier van verwerking van leerstof, zullen ze in feite juist door de aanpak vaak tekort gedaan worden in het onderwijs, en dat ze daar last van zullen hebben, vroeg of laat, hebben jammer genoeg al veel ouders moeten zien gebeuren.
In een gemiddelde klas van een basisschool, bevinden er zich, als we de cijfers bekijken, theoretisch niet altijd hoogbegaafden (statistisch gezien, op een klas van 20, een halve…dat zal dan wel de bovenste kant van het kind zijn zeker ). Op een school van pakweg 300 leerlingen, kan je dus theoretish rekenen op 6-7 hoogbegaafden. Maar… sommige scholen zijn aantrekkingspolen voor hoogbegaafden, en daar vind je dan ineens in één klas verschillende hoogbegaafde leerlingen. Relatief gezien is het aantal HB leerlingen op zulke scholen vrij groot (er zijn voorbeelden van scholen met 25% hoogbegaafden).
Hoe kan dat? Redenen genoeg. Ouders kiezen voor die school omdat ze een goede opvang voorziet, of tenminste niet weigerachtig staat tegenover hoogbegaafden. Omdat er een aantal ouders van hoogbegaafde kinderen zich organiseren in verenigingen en internet groepen, wordt de ontdekking van een school die een hoogbegaafden-beleid heeft, zeer snel doorgegeven En dus is er een beweging naar scholen toe die een beleid hebben van zorgverbreding die ook rekening houdt met hoogbegaafde kinderen (een tip voor scholen die leerlingen willen “lokken”?). En tenslotte is de aanwezigheid van een hoogbegaafd kind in een gezin, soms een voorbode van nog meer. Hoogbegaafdheid heeft blijkbaar een erfelijke factor. En meestal gaan kinderen van hetzelfde gezin, naar dezelfde school…
Even een cijfertje plakken op de groep hoogbegaafde kinderen.
In Vlaanderen gaat het over 20.000 à 25.000 kinderen en jongeren. In Nederland over 56.000 (bron: Theresa Müller, 2002).
Nu is er ook binnen de groep hoogbegaafden wel wat verschil. Een IQ van 130 komt bv nog véél meer voor dan een IQ van pakweg 165. Dus de kans dat een kind met een IQ van 165 een klasgenootje tegenkomt in hetzelfde geval, is vrij klein, tenzij het weer gaat over een school die een aantrekkingspool is voor hoogbegaafden.
Een lijstje dat je veel terugvindt: (bron: Müller, 2002, die het heeft van Winner, 1998 ):
* 2 à 3 kinderen op 100 halen een IQ van 130 of meer
* 4 op 1000 kinderen heeft een IQ van 140 of meer
* 1 op 30.000 kinderen heeft een IQ van 160 of meer
* 1 op 20.000.000 kinderen haalt een IQ van 180 of meer
* Een gemiddelde gepromoveerde academicus (=iemand die een doctoraat met succes heeft verdedigd) heeft een IQ van 130, bij natuurkundigen ligt dat 10 punten hoger
